Adres
Vereniging EHBK / OT301
Overtoom 301, 1054 HW Amsterdam
Nederland
Email contact
Algemeen: ehbk(at)ot301.nl
Pers/PR: pr(at)ot301.nl
Residency: info(at)otresidency.org
Email contact publieke ruimtes
Studios (Nachtprogramma): party(at)ot301.nl
Ventilator cinema: ventilator(at)amsterdamalternative.nl
4Bid Gallery (exposities, workshops): 4bidgallery(at)gmail.com
De Peper (veganistische cultuur keuken): de_peper(at)yahoo.com
AnaMorphic repetitie ruimte: anamorphicstudio(at)gmail.com
Website ontwerp door 310k.nl // Gebouwd door Usemedia
Schrijf je in voor onze digitale nieuwsbrief en blijf op de hoogte van de evenementen en andere zaken omtrant de OT301.
Visie
Sinds 1998 verenigt EHBK een diverse internationale gemeenschap die als collectief het alternatieve, non-profit podium OT301 runt, waarin werken, wonen en publieke functies gecombineerd worden om bij te dragen aan de kunsten, politiek en subcultuur. EHBK deelt kennis en organisatorische taken op democratische wijze en moedigt alle leden en bezoekers aan met ons experiment mee te doen.
Huis regels
Wij vragen u vriendlijk om onderstaande huisregels in acht te houden
01) Geen drugs (dealen of gebruiken)
02) Geen tags or graffiti in of op ons gebouw
03) Geen geweld
04) Geen wapens
05) Geen lawaai of rommel buiten (respecteer onze buren)
06) Geen diefstal
07) Geen sexuele agressie
08) Geen vandalisme
09) Geen alcohol onder de 18
10) Volg de instructies van onze crew indien gevraagd
11) Geen racisme
12) Geen drankje mee naar buiten nemen
13) Blijf in de publieke ruimtes, geen toegang tot prive ruimtes
Als we zien of horen dat deze regels worden gebroeken dan wordt u vriendelijk verzocht het gebouw te verlaten.
In geval van schade zal u opdraaien voor de kosten.
Amsterdam Alternative
De OT301 is onderdeel van het collectieve project Amsterdam Alternative.
www.amsterdamalternative.nl
Autonomie - Het recht zelf te bepalen
Wat is het belang van autonomie voor een plek als OT301? Volgens socioloog en ex-kraker Erik van Duivenvoorden laat de betekenis van autonomie zich in de context van een organisatie als OT301 niet gemakkelijk bepalen. Volgens Van Duivenvoorden is er een groot verschil tussen individuele autonomie en collectieve autonomie en kunnen die twee flink met elkaar botsen. Daar komt bij dat het voor de vereniging EHBK steeds moeilijker is geworden om vast te houden aan de oude betekenis van autonomie uit de jaren tachtig, toen autonomie inhield dat je onafhankelijk van staat of markt opereerde. Voor EHBK gaat dat niet meer op: nu de vereniging eigenaar is geworden is ze gebonden aan strikte regels en onderhoudt ze relaties met de bank, de gemeente en subsidiebronnen. Voor EHBK is de betekenis van autonomie dan ook eerder gelegen in de manier waarop ze erin is geslaagd om een positie in de stad te verwerven. De groep die OT301 heeft gekraakt heeft zelf bepaald dat ze recht had op ruimte in de stad.
Autonomie is voor OT301 dan ook bij uitstek een praktische autonomie: OT301 biedt op uiteenlopende manieren een alternatief voor bestaande commerciële structuren, bijvoorbeeld door andere manieren van leven en en werken te ontplooien, maar bijvoorbeeld ook door op een andere manier met eten om te gaan. Volgens sommigen kan de autonomie van OT301 daarom niet verloren gaan. Ze is verankerd in de manier waarop OT301 handelt, georganiseerd is en met ruimte omgaat. Andere leden houden er een andere mening op na: zij vinden dat OT301 zijn autonomie is kwijtgeraakt door zich te committeren aan subsidies, hypotheken, contracten en vergunningen. In die visie staat autonomie wel gelijk aan volledige onafhankelijkheid van staat of markt. De vraag is of een dergelijk autonomie begrip op langere termijn een garantie biedt op het behoud van niet-commerciële ruimte in de stad. De huidige organisatievorm van EHBK/OT301, hoezeer ze ook gebonden is aan financiële en administratieve verplichtingen, biedt die waarborg in elk geval wel.
Context - Waarom ben je hier en niet ergens anders
In een pand als OT301 bestaan verschillende behoeften naast elkaar. De ene huurder heeft betaalbare werkruimte nodig, terwijl de ander juist op zoek is naar een dynamische omgeving en weer een ander in een autonome, politieke zone wil leven. EHBK heeft om die reden bewust gekozen voor een organisatievorm waarin wonen, werken en publieke functies worden gecombineerd. Daardoor is er in OT301 veel mogelijk. Tegelijkertijd zijn er veel verplichtingen. Afspraken liggen vast in contracten en leden en bezoekers moeten zich aan de huisregels houden. Als lid van de vereniging moet je niet alleen op een effectieve manier van de ruimte gebruik maken, er wordt ook van je verwacht dat je een bijdrage levert aan de ondersteuning van de vereniging als geheel. We gaan ervan uit dat potentiële huurders hier bewust voor kiezen, maar komen er tijdens kennismakingsgesprekken vaak achter dat dit lang niet altijd het geval is. Een van de gasten Martijn Braamhaar, projectmanager bij Bureau Broedplaatsen, wijst ons erop dat het ook belangrijk is om te blijven formuleren wat je samen doet, waarom je dat doet en hoe. Braamhaar mist de dialoog hierover binnen EHBK. Hij vindt dat de vereniging moet werken aan het verbeteren van haar interne dynamiek.
Behalve leden heeft OT301 ook allerlei vaste gebruikers. Zij huren weliswaar geen vaste ruimte maar organiseren bijvoorbeeld evenementen in het gebouw. Een van deze mensen is Shane. Shane kent OT301 van het weekendprogramma van Stichting Studio’s, maar was zich niet bewust van de grootte van de organisatie hoewel hij de waarde ervan erkent. Shane vindt dat OT301 chaotisch en ongeorganiseerd overkomt. Er wordt volgens hem geen duidelijke visie uitgedragen. Opvallend is dat Shane ons precies ziet zoals we onszelf niet willen zien, en wel als een clublocatie in de stad. Shane denkt dat OT301 kan uitgroeien tot een van de belangrijkste podia in de stad, vooral voor het muzikale circuit. OT301 zou zich dan wel veel beter op de kaart moeten zetten. Het voorbeeld van Shane maakt duidelijk dat lang niet iedereen begrijpt waar OT301 nu precies voor staat, en ook niet voor iedereen zichtbaar is als diverse organisatie waar ook buiten het weekend iets gebeurt. De groep moet beseffen dat het zelf iets aan deze gebrekkige beeldvorming kan doen. De leden hebben zelf immers in de hand hoe het pand gerepresenteerd wordt.
Netwerk - Hoe bouw je aan een collectief?
EHBK bestaat uit een bonte verzameling leden die ieder over een eigen netwerk beschikken. Al deze contacten samen zouden een groot collectief netwerk kunnen vormen. Hoe organiseer je dat netwerk? Het fundament van EHBK is gezamenlijk richting geven aan het pand, waarbij het behoud van ieders autonomie voorop staat. Daardoor ben je gedwongen om samen te werken. Het zoeken naar verbindingen tussen de verschillende stemmen en initiatieven, in het gebouw én daarbuiten, is van wezenlijk belang voor de samenhang binnen de vereniging. Het is echter de vraag of dit ook daadwerkelijk gebeurt. In de praktijk blijkt dat leden niet graag hun netwerk delen met anderen, en dat er onderling veel verdeeldheid is. Een van hen vertelt dat hij zich niet echt welkom voelt en vaak niet begrijpt waarom het voor de een makkelijker is om iets voor elkaar te krijgen dan voor een ander. Volgens sommigen is er sprake van vriendjespolitiek.
Deze gang van zaken moet worden doorbroken wil je werkelijk als collectief kunnen opereren. Om je netwerk te kunnen verbeteren moet je weten wie je bent en waarom je doet wat je doet. Je moet in staat zijn te formuleren waar je heen wilt, waarom je advies voor anderen van belang kan zijn, en waarom het uitwisselen van kennis en ervaring ertoe doet. Alleen zo kun je werken aan een netwerk dat in dienst staat van je doelen. Voor EHBK blijft het een uitdaging om te investeren in het verbeteren van de interne dynamiek en het versterken van de band met andere initiatieven. Het is immers belangrijk om te weten wat je als organisatie onderscheidt van anderen en waar juist overeenkomsten liggen. EHBK staat niet alleen, maar is zelf ook onderdeel van een netwerk dat steeds in ontwikkeling is. Naar haar positie in dit netwerk moet de vereniging kritisch blijven kijken. Daarvoor is een gedeelde visie nodig.
Zelforganisatie
Wat betekent zelforganisatie voor EHBK? EHBK is geen individueel project: het is een samenwerking tussen verschillende individuen en partijen. Met elkaar zorgen ze ervoor dat de programmering divers is en dat de organisatie draaiende blijft. OT301 bestaat dan ook bij de gratie van de inzet van de gebruikers. Dat was zo in het begin en dat is nu zo. Dit geldt ook voor alle praktische taken. De dagelijkse gang van zaken wordt verdeeld onder de leden via een systeem van commissies, die ieder voor een deel van de organisatie en het beheer, zoals de financiën of de selectie en werving van nieuwe leden, verantwoordelijk zijn. Deze vorm van zelforganisatie drukt de kosten, maar heeft ook een keerzijde: het is tijdrovend en legt veel druk op de leden. De vereniging probeert de taken van de leden na het afronden van het Overhaaltraject daarom gelijkmatiger over de 24 leden te verdelen.
Collectief eigendom
EHBK beschikt over een eigen pand en heeft kennis van legalisatieprocessen, het beheer van een gebouw en het organiseren van een collectief. OT301 heeft daarom een veel bredere politieke en maatschappelijke waarde dan het stempel ‘creatieve broedplaats’ alleen doet vermoeden. De strijd die OT301 voert gaat over verantwoordelijkheid delen als groep en onafhankelijk blijven. EHBK heeft er niet alleen voor gezorgd dat het pand niet gesloopt is, maar ook bewezen dat het mogelijk is om met groep mensen zonder vermogen een lening te krijgen waarmee een gebouw kan worden aangekocht, en dan ook nog eens op een toplocatie. OT301 is een voorbeeld van hoe je moet inspelen op politieke ontwikkelingen en hoe je met denk- en doevermogen iets voor elkaar krijgt. Onmeetbare waarden als creatief en sociaal kapitaal zijn zo onlosmakelijk verbonden met OT301. Voor ons blijft de uitdaging hoe we ook in de toekomst gezamenlijk vorm kunnen blijven geven aan het gebouw, de organisatie en de programmering. EHBK staat immers voor ontwikkeling en niet voor stilstand. Het pand is niet gekocht om een ‘versteende’ broedplaats te creëren maar om iets te kunnen realiseren dat voortdurend in beweging is. Wanneer ze dat vergeet vervalt de vereniging in het conformisme waar ze zich altijd tegen heeft willen afzetten.
De geschiedenis voert de lezer langs de kraak in 1999, het eerste huurcontract en ten slotte koop van het pand in 2006, en de moeilijke keuzes die de vereniging heeft moeten maken gedurende deze periode, soms ten koste van ideologische standpunten.
Oprichting Vereniging Eerste Hulp bij Kunst
Van een kraakverbod was nog geen sprake, maar ontruimingen waren midden jaren negentig aan de orde van de dag. Grote kraakbolwerken als De Graansilo en Vrieshuis Amerika verdwenen hierdoor uit het stadsbeeld. Hoewel veel van deze panden opnieuw gekraakt werden en er ook een paar nieuwe bij kwamen, kregen nog maar weinig groepen het voor elkaar om panden te kraken met culturele en maatschappelijke betekenis voor de stad. Door het repressieve beleid trokken veel jonge kunstenaars weg uit de stad of vestigden zij zich aan de randen van de stad, op plekken als ADM, de Amsterdamse Doe-het-zelf Maatschappij.
Hier begon in 1998 verandering in te komen, toen een grote groep jonge kunstenaars in verzet kwam tegen de golf van ontruimingen in de stad. In een zogeheten raadsadres brachten ze hun problemen bij de gemeenteraad onder de aandacht. Ze riepen de politiek op een einde te maken aan de ontruimingspolitiek, die er louter op gericht leek de subcultuur van Amsterdam te marginaliseren. De stad werd zichtbaar leger, ruimte steeds duurder en de sfeer grimmiger. Om het tij te keren moest er een constructief vestigingsbeleid voor jonge cultuurmakers komen, zo luidde de noodkreet.
Het adres had effect: de politiek begon zich steeds meer zorgen te maken over de verschraling van het culturele klimaat in de stad en zag meer en meer het belang in van woon-werkplekken voor kunstenaars. Dat resulteerde in 1999 in de start van Project Broedplaatsen. Het doel van Project Broedplaatsen, dat onderdeel was van het door de gemeente ingestelde broedplaatsenbeleid, was tweeledig. Ten eerste moest het project alternatieve locaties zoeken voor de ontruimde woon-werkpanden. Ten tweede zou het beleid ontwikkelen dat moest leiden tot de uitbreiding van de voorraad woon-werkruimten voor kunstenaars en beginnende ondernemers. Onder de titel ‘No culture without subculture’ werd een plan van aanpak opgesteld, waarvoor een miljoen gulden beschikbaar werd gesteld.
Ondanks de harde ontruimingspolitiek bleven veel kunstenaars en activisten vechten voor het behoud van een betaalbaar en minder gereguleerd cultuuraanbod. Een goed voorbeeld hiervan was de kraak van het Anna en Maria Paviljoen in Amsterdam Oost in 1998, beter bekend als het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis. In korte tijd groeide dit pand uit tot een veel bezochte plek die aan veel verschillende groepen onderdak bood. Zo werden er beruchte feesten georganiseerd, werkten er kunstenaars in ateliers, opende er een galerie, organiseerden activisten er manifestaties en begon De Peper er een veganistische buurtkeuken.
In 1999 stak een aantal vaste gebruikers van het Anna en Maria Paviljoen de koppen bij elkaar om een nieuwe vereniging op te richten met het doel een pand in de binnenstad te kraken en tot een alternatief cultuurpodium te ontwikkelen. Dit was de geboorte van de vereniging Eerste Hulp Bij Kunst (EHBK). Tegelijkertijd liepen er gesprekken met politieke vertegenwoordigers over de toekomst van het pand in Amsterdam-Oost. Ondanks toezeggingen van Project Broedplaatsen en de positieve reacties uit de gemeenteraad werd echter besloten het Anna en Maria Paviljoen te ontruimen. Dit betekende het trieste einde van een levendige plek in de stad.
De kraak van de Filmacademie
EHBK was toen al op zoek naar een pand in de binnenstad. Dankzij een reportage op de Amsterdamse stadszender AT5 kwam de voormalige Filmacademie aan de Overtoom in beeld. Een gouden kans: het pand stond leeg en had alles wat we ons van een nieuw pand konden wensen. Toen alle voorbereidingen waren getroffen, deed EHBK een oproep om op 14 november 1999 te verzamelen voor de grote kraak. Alles ging zoals gepland en al snel was het pand klaar om voor het publiek opengesteld te worden.
In de eerste weken heerste er een energieke sfeer in het pand, niet alleen vanwege het succesvolle verloop van de kraak maar ook omdat het pand meteen voor iedereen toegankelijk was. Zowel de politiek als de pers werd vanaf het begin op de hoogte gehouden. Zo wilden we ervoor zorgen dat er een discussie op gang zou komen over het realiseren van betaalbare woon-werkruimte en laagdrempelige podia in de stad. Dat lukte: politici en journalisten toonden veel belangstelling voor ons initiatief en zagen het belang ervan in.
Na de kraak werd duidelijk dat het pand nog altijd eigendom was van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK). In januari 2000 zou het worden overgedragen aan het stadsdeel, dat van plan was het te slopen voor de aanleg van een fietspad naar het Vondelpark en de bouw van dure koopwoningen. Het was dan ook lang niet zeker dat we konden blijven. Het stadsdeel stelde drie mogelijke scenario’s voor: er zou een tijdelijk contract aangeboden worden, we zouden het pand leeg opleveren – oftewel ontruimd worden – of het stadsdeel zou voor onbepaalde tijd de gedoogsituatie handhaven. In principe was het stadsdeel bereid om onze actie te gedogen, mits het stadsdeel hier niet financieel verantwoordelijk voor zou worden gesteld.
Er was nog maar weinig terecht gekomen van het nieuwe gemeentelijke beleid om op verschillende plekken in de stad broedplaatsen te creëren. Maarten van Poelgeest, toentertijd wethouder voor GroenLinks, beloofde ons wel dat hij zich samen met zijn PvdA-collega’s Sybren Piersma en Duco Stadig in de gemeenteraad zou inzetten voor het behoud van het pand. Ook in de stadsdeelraad was in navolging van de brief van Van Poelgeest en Piersma de wens uitgesproken om meer voorzieningen te treffen voor beginnende kunstenaars en ambachtelijke bedrijfjes. Uit een net verschenen rapport van socioloog Trevor Davies, die in opdracht van de gemeente onderzoek had gedaan naar de waarde van subculturen en broedplaatsvoorzieningen, was bovendien gebleken dat Amsterdam deze belangrijke ‘broedplaatsfunctie’ dreigde te verliezen. De tijd leek dus rijp voor ons initiatief.
Ontruiming?
Ondanks de politieke steun werd ons op 14 december 1999 helaas toch de ontruiming van Overtoom 301 aangezegd. Dat gebeurde op grond van artikel 429, waarin bepaald werd dat de kraak van een pand dat niet langer dan een jaar leegstaat illegaal is. Het gebouw stond inderdaad niet langer dan drie maanden leeg. Maar de plannen van het stadsdeel voor tijdelijke bezetting door middel van antikraak vonden wij vaag en – belangrijker nog – anti-kraak was volgens ons geen structurele oplossing voor het gebrek aan betaalbare ruimte in de stad. De kraak bood die oplossing volgens ons wél: de voormalige Filmacademie beschikte immers over veel geschikte ruimtes die voor een lage prijs verhuurd konden worden.
De politiek bleek gevoelig voor dit argument, want een paar dagen later liet de gemeente via een persbericht weten dat het pand in elk geval niet voor maart 2000 ontruimd zou worden. Dit had burgemeester Schelto Patijn toegezegd. Uit een bericht in Het Parool van 16 december 1999:
De krakers en kunstenaars van de oude Filmacademie aan de Overtoom zullen niet voor maart volgend jaar uit het pand worden verwijderd, ondanks de brief van de Justitie dat ze deze maand nog weg moeten. Dat heeft burgemeester Patijn gisteren gezegd. Hij gaf toe dat het pand zeer geschikt is als broedplaats voor kunstenaars – zoals de gemeente die op verscheidene plaatsen in de stad wil – maar hij vindt dat de krakers niet mogen voordringen. De eigenaar, Hoge School voor de Kunsten, wil het pand gebruiken voor studentenateliers.
Patijn onderstreepte het belang dat hij hechtte aan broedplaatsen en woon-werkpanden, en pleitte ervoor om op korte termijn te beginnen met de uitvoering van het plan van aanpak van het broedplaatsenproject. De politieke wil voor het realiseren van kleinschalige infrastructuur voor vooral niet-commerciële, culturele ondernemers groeide.
Een tijdelijk gebruikerscontract
Voorlopig was het pand gered. Wel moesten we noodgedwongen – het oprekken van de kraakstatus was door artikel 429 immers niet mogelijk – in onderhandeling met het stadsdeel over een tijdelijk gebruikerscontract. Deze onderhandelingen verliepen stroef. Niet alleen stonden we onder druk van buitenaf, ook binnen de vereniging konden we het maar moeilijk eens worden over onze koers: behoudend of juist toekomstgericht.
Een deel van de groep wilde het gesprek met het stadsdeel nog niet aangaan, hoe reëel de dreiging dat het pand ontruimd zou worden ook was. Deze leden vonden dat de vereniging voor een valse keuze werd gesteld: het was ontruimen of legaliseren, daartussen zat niets. Het zou beter zijn om het legalisatieproces een jaar uit te stellen, zodat er meer tijd was om het belang van ons initiatief aan te tonen. De onderhandelingspositie van de vereniging zou sterker worden.
Daartegenover stond een groep die in dialoog wilde blijven met de gemeente en het stadsdeel, omdat ontruiming anders niet kon worden voorkomen. Daarmee was de strijd voor niets geweest: het doel van de kraak was het realiseren van een permanente plek in de stad. Hiervoor was de steun van de politiek onontbeerlijk.
Anderen waren tegen elke vorm van onderhandelen, omdat we bij legalisering onherroepelijk een deel van onze zeggenschap over het pand zouden verliezen. Bovendien zouden economische motieven bij een eventuele legalisering de boventoon voeren, waardoor de vereniging een miniatuurversie van de maatschappij zou worden.
Ondanks deze meningsverschillen bleven we altijd in gesprek met elkaar en het stadsdeel.
De Hogeschool voor de Kunsten wilde van het pand af en moest het leeg overdragen, terwijl de deelraad ons ongemoeid wilde laten – mits we bereid waren huur te betalen. Dat waren we, op de voorwaarde dat er rekening gehouden zou worden met de inkomenssituatie van de gebruikers, de conditie van het perceel en de benodigde investeringen.
De vierkantemeterprijs die het stadsdeel eiste was ons echter te hoog, omdat we de vele grote ruimten in het gebouw als publieke ruimte hadden bestempeld. Het stadsdeel had weinig oog voor die keuze en legde in de onderhandelingen de nadruk op het creëren van werkplekken voor kunstenaars en kleinere bedrijven. Een heikel punt voor ons, omdat de aandacht daardoor te veel uitging naar individuele kunstenaars en ondernemers. De sociale component – het realiseren van nieuwe woningen en ruimte creëren voor niet-commerciële initiatieven – raakte uit zicht. Bij het stadsdeel was geen interesse in het steunen van alternatieve cultuur en stond men wantrouwig tegenover krakers.
Om deze redenen was het soms ingewikkeld om met het stadsdeel in gesprek te blijven. Desondanks tekenden we een intentieverklaring, waarin we vastlegden dat zowel de vereniging EHBK als het stadsdeel de wil had om tot een overeenkomst te komen. Een cruciaal onderdeel van de intentieverklaring was de afspraak dat de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten het pand niet leeg zou overdragen aan het stadsdeel, maar het pand met ons erin van de AHK zou overnemen. Naast de verklaring met het stadsdeel tekenden we een verklaring met Project Broedplaatsen, waarin stond dat het pand vijf jaar lang door de vereniging EHBK gebruikt zou kunnen worden voor broedplaatsactiviteiten. Het stadsdeel zou, daartoe in staat gesteld door een financiële bijdrage van Broedplaatsen, het pand wind- en waterdicht en brandveilig maken.
Het contract dat ons door het stadsdeel werd aangeboden had een looptijd van tweeënhalf jaar, met de mogelijkheid tot een verlenging na evaluatie, en bevatte een huurprijs van 50 gulden per vierkante meter. Met dit contract stelde het stadsdeel de vereniging in staat zich voor te bereiden op het betalen van een maandelijkse huur. Na deze periode zouden beter kunnen worden ingeschat wat de vereniging financieel aankon en welke kosten er zoal zouden zijn. EHBK was bereid dit voorstel te steunen.
Het resultaat van de onderhandelingen, voorzien van een financiële onderbouwing, kon nu zeer binnenkort worden voorgelegd aan het stadsdeelbestuur en het gemeentebestuur. Pas als zij akkoord zouden gaan, zou de financiële bijdrage van het Project Broedplaatsen aan het stadsdeel worden toegekend.
Slikken of stikken
In november 2000 was er echter nog steeds geen contract getekend. Dat was vooral te wijten aan vertraging rond de besluitvorming bij de diverse colleges. Maar het kwam ook doordat stadsdeel Oud-West ons in oktober het nieuwe, aangepaste contract had opgestuurd, waarin een aantal aanpassingen stond die voor ons onacceptabel waren.
Zo bepaalde het contract dat de woon- en publieksruimten moesten verdwijnen, en voorzag het enkel in tijdelijk gebruik. Dit was in strijd met ons eigen concept en met het broedplaatsenbeleid, dat de publieke functie van broedplaatsen wilde stimuleren en juist alleen permanente projecten ondersteunde. Verder ging het stadsdeel er bij het vaststellen van de huurprijs vanuit dat het pand in goede staat verkeerde. Dat was geenszins het geval: er was veel achterstallig onderhoud. Daar kwam nog bij dat het stadsdeel ons in het geheel geen garanties gaf over de inhoud en het tijdstip van de renovaties.
Het stadsdeel stelde ons met dit nieuwe contract voor een voldongen feit. Als we niet tekenden zouden we ontruimd worden, ook al was er een duidelijke intentieverklaring met het stadsdeel en Project Broedplaatsen om naar een voor alle partijen passende overeenkomst te zoeken. Het voorgestelde contract voldeed hieraan niet en leek enkel bedoeld om een juridische positie van het stadsdeel te waarborgen. Zelf zouden we als vereniging geen enkele rechten opbouwen.
We lieten het stadsdeel weten dat we het aangeboden contract niet konden ondertekenen. Hierop werd ons telefonisch meegedeeld dat verdere onderhandelingen niet mogelijk waren. Het contract diende binnen twee weken te worden ondertekend, anders zou het stadsdeel ontruiming niet uitsluiten. Een onbegrijpelijk standpunt, omdat OT301 in korte tijd was uitgegroeid tot een onmisbaar podium in de stad, dat veel aandacht genoot van publiek, media en politiek.
We besloten de media te zoeken. In oktober 2000 stuurden we een persbericht rond met de titel ‘slikken of stikken’. Daarin zetten we uiteen hoe we door het stadsdeel onder druk waren gezet om een contract te tekenen dat volstrekt niet bij ons concept paste, en hoe wrang dat was in het licht van wat we inmiddels hadden bereikt. De gemeenteraad noemde ons immers trots een lichtend voorbeeld voor het broedplaatsenbeleid. We vonden het dan ook de verantwoordelijkheid van de gemeente om deze broedplaats – de eerste van het gloednieuwe beleid – te helpen realiseren, en samen met ons een uitweg te zoeken uit het conflict met het stadsdeel.
Tegen deze achtergrond – stukgelopen onderhandelingen, het moeizaam gestarte broedplaatsentraject en de dreigende ontruiming – werd in januari 2001 een publiek debat georganiseerd. Tijdens dit debat stond de vraag centraal waarom de gekraakte Filmacademie, inmiddels een vaste waarde in de subcultuur van Amsterdam, met ontruiming bedreigd werd. Het debat was een poging om de impasse in de onderhandelingen over de realisatie van een broedplaats in de voormalige Filmacademie te doorbreken.
Deelnemers aan het debat waren stadsdeelvoorzitter Hans Weevers, Jeroen van Straten van Project Broedplaatsen en vertegenwoordigers van woon-werkpand de Kalenderpanden. Zowel stadsdeelvoorzitter Hans Weevers als Jeroen van Straten lieten zich tijdens het debat positief uit over de voortgang en toekomstplannen van ons project. Het resultaat van het debat was dat we met alle drie de partijen de onderhandelingen zouden hervatten.
En met succes: in november 2001 werd na zware onderhandelingen een gebruikerscontract getekend voor alle onderdelen van het plan: wonen, werken en de publieke activiteiten. Een week na de ondertekening van het contract maakte het stadsdeel bekend dat de voorgenomen sloop definitief van de baan was. Het stadsdeel wilde het pand graag behouden als permanente broedplaats.
Een nieuwe visie
Ook al was het ons mede dankzij een gemeentelijke investering gelukt het pand voor sloop te behoeden, de strijd tegen marktwerking was daarmee nog niet voorbij. De stijgende huurprijzen voor instellingen, bedrijven en winkels hadden het aanbod in de stad steeds eenzijdiger gemaakt en joegen sociale, kleinschalige en afwijkende initiatieven de stad uit. Zoals elk collectief dat een alternatief wil bieden aan de mainstream moesten we ons wapenen tegen het oprukkende marktdenken. Het moment was gekomen om te onderzoeken wat onze gezamenlijke visie op deze strijd was. Ook al was een ontruiming voorlopig afgewend, het bleef noodzakelijk om onze onafhankelijke positie te waarborgen. Contracten en gemeentelijke subsidies dreigden het project immers te institutionaliseren.
Een gedeelde visie op wat ons bond en hoe we onszelf en de organisatie verder wilden ontwikkelen zou hierbij houvast bieden.
Daarom besloten we in 2002 een visieworkshop te organiseren. Daarin kwam allereerst onze vergadercultuur ter sprake. Vanaf het begin hadden we non-stop moeten vechten voor het behoud van het pand. Dat hield in dat we vaak dagelijks met elkaar overlegden. De kraak en de politieke strijd die ermee gemoeid was eiste van een aantal mensen binnen de vereniging zo volledige toewijding, met als gevolg dat eigen activiteiten eronder waren gaan lijden. Daarvoor moest een oplossing worden gevonden. We hadden het pand immers niet alleen gekraakt om een podium voor het werk van anderen te creëren. We wilden er ook ons eigen werk kunnen maken en presenteren. Daarom besloten we het consensusmodel waarop het functioneren van de vereniging van de kraak tot en met het eerste huurcontract op gebaseerd was te veranderen in een model op basis van meerderheid van stemmen. Zo kon de vergaderlast beperkt worden.
Een ander probleem dat tijdens de visieworkshop werd besproken was de tweedeling binnen het collectief tussen de leden die voor legalisatie waren en de leden die daar principieel tegen waren. Toen EHBK het contract met het stadsdeel tekende was besloten om te accepteren dat hierover binnen het collectief verschillend gedacht werd. Het gevolg was alleen dat we bij iedere vergadering lijnrecht tegenover elkaar stonden. Dit zorgde voor veel conflicten in de groep. Soms gingen die over praktische zaken, zoals het verdelen van de kosten, vaak ook over ideologische kwesties, bijvoorbeeld het werken met subsidie of de vraag of we het stempel ‘broedplaats’ zouden gebruiken.
Ook ook de structuur van de vereniging kwam ter sprake. Heel even hebben we overwogen om onze wettelijke status te veranderen. De verenigingsvorm bleef echter toch onze voorkeur houden, omdat die minder formeel is en ieder lid in een vereniging een stem heeft. Dit voorkomt dat er zonder consensus besluiten genomen kunnen worden. We kwamen tot de conclusie dat het ook als vereniging mogelijk was om een duurzame en onafhankelijke positie te garanderen.
De workshop heeft geleid tot een nieuwe visie op het collectief, die een goede basis vormde voor het programma en de publieke activiteiten die we wilden organiseren. In het gekraakte pand aan de Overtoom 301 zou EHBK een breed scala aan activiteiten bundelen. De projecten die we presenteerden kenschetsten we als eigenzinnig, experimenteel en bovenal in ontwikkeling. Een lage huur en het ondersteunen van no en low budget-projecten was hiervoor een belangrijke voorwaarde. Organisatorisch zou de vereniging gaan functioneren als een paraplu voor de verschillende projecten van individuele kunstenaars of collectieven. De vereniging wilde het pand en de afzonderlijke projecten in de toekomst in zelfbeheer kunnen runnen. Iedereen moest er genoegen mee nemen dat we als collectief hadden besloten het pand op deze manier te gebruiken. Dit besluit is tot op de dag van vandaag van kracht.
Renovaties
In 2002 brak een periode van renovaties en verbouwingen aan. Door een beroep te doen op zelfwerkzaamheid konden we de kosten laag houden. Het was van meet af aan de bedoeling om alle uitgaven te delen. We konden echter maar moeilijk een eerlijke verdeelsleutel vinden voor de verschillende ruimtes. Elk type gebruik belastte het pand op een andere manier. De keuze viel daarom op een systeem waarin voor de verschillende functies verschillende prijzen werden gerekend. Zo moesten mensen die in het pand woonden meer betalen dan degenen die de ruimte enkel gebruikten om in te werken. Het idee hierachter was dat iemand die in het pand woont meer gebruik maakt van gas, water en licht.
De publieke ruimtes besloten we intern te subsidiëren, omdat deze ruimtes het grootst en dus het duurst waren en zich nog moesten ontwikkelen, en daarom laagdrempelig moesten blijven. Met deze verdeelsleutel hebben we het voor elkaar gekregen om de lasten van de stijgende huurprijs eerlijk te verdelen, zonder dat we al te hoge eisen stelden aan de gebruikers en de projecten. Zo konden we ondersteuning blijven bieden aan het subculturele, culturele en artistieke circuit en behielden we onze onafhankelijkheid.
In de eerste fase van de renovatie werd onder meer het asbest verwijderd. Dit had directe gevolgen voor de brandveiligheid in de openbare ruimten, zo bleek na een brandweerinspectie in oktober 2002: het pand werd volledig onveilig verklaard. EHBK was daardoor gedwongen haar publieke activiteiten stop te zetten. Het betalen van de maandelijkse huur werd in overleg met het stadsdeel opgeschort. Na enige druk hervatte het stadsdeel de renovatiewerkzaamheden. We spraken af om de renovatie op te splitsen, zodat de begane grond van het gebouw zo snel mogelijk weer open kon voor publiek. Uiteindelijk bleef OT301 een jaar lang gesloten.
Heropening OT301
Hoewel de renovatie nog niet helemaal was afgerond, hebben we de deuren in oktober 2003 weer voor het publiek geopend. De officiële heropening van het gebouw volgde op 1 mei 2004. Het stadsdeel was inmiddels om en had zich voluit uitgesproken voor de aanwezigheid van een collectief als OT301 in het stadsdeel en de stad. In de woorden van stadsdeelraadslid Weevers:
Het ontstaan en de opkomst van OT301 is een schoolvoorbeeld van een ongeplande, autonome, maar waardevolle ontwikkeling. Een voorbeeld ook van een geslaagde samenwerking tussen de centrale stad, krakers en kunstenaars en het stadsdeel.
Kortom, in 2004 waren we in de ogen van het stadsdeel van groep lastige krakers getransformeerd tot een interessante aanwinst voor Oud-West. We hadden een ontruiming weten te voorkomen, een tijdelijk huurcontract getekend en waren er in geslaagd een gezamenlijke visie te formuleren. Het geplande fietspad was van de baan en had plaats gemaakt voor betaalbare woon-werkruimte en een goed functionerende infrastructuur voor non-profit culturele ondernemingen. Een bijzonder subcultureel milieu kreeg in OT301 de kans zich te ontwikkelen. En dat allemaal op een dure locatie. Nu het stadsdeel kenbaar had gemaakt een permanente broedplaats te willen realiseren met EHBK begon het voor ons steeds waarschijnlijker te worden dat we voorgoed zouden kunnen blijven.
Er brak wederom een zeer intensieve periode aan, waarin de groep nog steeds worstelde met onderling wantrouwen. Enkele dragende krachten binnen de organisatie, velen vanaf het eerste uur actief, hadden het project inmiddels verlaten. Er kwam een dagelijks bestuur dat verantwoordelijk was voor de gang van zaken binnen de organisatie. Het bestuur werd betaald door de vereniging en moest ervoor zorgen dat de renovaties, de administratie en de komende onderhandelingsfase over een nieuw huurcontract in goede banen werden geleid.
Naast het dagelijks bestuur werd in de persoon van Jaap Draaisma een procesmanager aangesteld. Behalve de verbouwing moesten immers ook de onderhandelingen over een nieuw contract worden voortgezet. We zetten hierbij in op een overeenkomst voor de langere termijn en legden de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle partijen vast, om conflicten te voorkomen. Zowel het stadsdeel, de vereniging EHBK en Jaap Draaisma en Project Broedplaatsen zouden erop toezien dat deze afspraken werden nageleefd. Bij onenigheid zou er eerst altijd naar een oplossing worden gezocht. Tot die tijd zouden de onderhandelingen worden stilgelegd.
Geen huur maar koop
Ondanks de gemaakte afspraken en de aanwezigheid van een procesmanager verliepen de voorbereidingen en gesprekken moeizaam. Thijs Jonkers, die toentertijd als interim-manager de onderhandelingen met ons was ingegaan, stelde zich namens het stadsdeel op als een zakelijke en harde onderhandelaar. Ondanks de positieve uitlatingen van de stadsdeelvoorzitter Weevers neigde het stadsdeelbestuur naar het standpunt dat het niet zijn core business was om een broedplaats te ondersteunen en te verhuren.
Mede omdat de onderhandelingen over een nieuw contract zo stroef verliepen kwam EHBK in 2005 tot de conclusie dat kopen de enige garantie bood op een permanente broedplaats. We wilden de plek behouden voor de stad Amsterdam, en waren er niet van overtuigd geraakt dat de politiek het voortbestaan van OT301 zou kunnen waarborgen. Als we zelf eigenaar van het pand zouden worden zouden we alles in eigen hand hebben.
Om het pand te kunnen kopen moest het contract worden aangepast. Het contract dat we kregen aangeboden had een looptijd van 15 jaar. Dit vonden we niet lang genoeg. We eisten een contract van 30 jaar en een erfpachtperiode van 50 jaar, bovenop een kostendekkende huur zonder winstoogmerk. Oftewel: het stadsdeel moest de bestemming als broedplaats actief ondersteunen.
Het stadsdeel weigerde ons aanvankelijk serieus te nemen als kopers: er werd openlijk getwijfeld aan de kredietwaardigheid van de vereniging en haar leden. Om het wantrouwen bij het stadsdeel weg te nemen legden we uit dat we het pand voor de langere termijn hadden gekraakt. Dat het realiseren van een permanente voorziening voor de subcultuur van Amsterdam altijd ons doel was geweest. En dat een motie van Groenlinks en Leefbaar Amsterdam de aankoop van erfpacht voor een aantal broedplaatsen in Oud-West makkelijker had gemaakt. Er lagen dus kansen.
Verder stelden we dat OT301 door zijn ideële en eigenzinnige karakter allang een vaste plek ingenomen had in de buurt. Hoewel er nog een hoop werk te verrichten viel, zowel op het gebied van de organisatie als aan het pand zelf, was er op veel terreinen ook veel vooruitgang geboekt. Onderzoek naar alternatieve manieren van financieren was al gedaan en daar was uitkomen dat er mogelijkheden lagen voor een cofinanciering door de Triodos Bank in samenwerking met andere woon-werkpanden.
De raadscommissie liet weten zich op ons voorstel te zullen beraden en gaf ons enige tijd later de gelegenheid om voor 1 januari 2005 een bod te doen. Omdat er een haalbaar plan moest komen vroegen we het stadsdeel om meer voorbereidingstijd. Uiteindelijk kregen we een jaar lang de tijd om naar financiering te zoeken: voor 1 februari 2006 moest alles rond zijn. De vraagprijs bedroeg € 900.000. Dit was volgens woningbouwcorporaties de marktwaarde van het pand. Terwijl we de koop van het pand voorbereidden gingen de onderhandelingen over een langetermijncontract met Thijs Jonkers gewoon door.
De aankoop
Het plan om te kopen liep echter averij op toen bleek dat het niet vanzelfsprekend was dat EHBK als eerste de kans zou krijgen om een bod te doen. Het gerucht ging dat het stadsdeel al haar vastgoed zo snel mogelijk wilde afstoten. Maar van een corporatie of commerciële partij huren was voor ons geen optie. Onze wens was immers de verkrijging van het erfpacht. Project Broedplaatsen steunde ons hierin. Uit het jaarverslag uit 2004 was gebleken dat zij voorstander waren van het uitgeven van erfpacht, mits het om een actieve groep ging. In de ogen van Jaap Schouffour van Bureau Broedplaatsen waren wij dat. Maar de onderhandelingen met het stadsdeel liepen stuk. Om gehoord te worden moesten we het hogerop zoeken.
Opnieuw gingen we met stadsdeelvoorzitter Weevers in gesprek over de gang van zaken rondom de koop, het huidige huurcontract en het bestemmingsplan. Het stadsdeel stond nog altijd op het standpunt dat het een misverstand was dat er bij de verkoop van het pand als eerste met EHBK gesproken zou worden. Dit was voor ons onbegrijpelijk. Zonder EHBK had het pand immers niet meer bestaan. Het pand was dankzij onze activiteiten tot bloei gekomen. Dat het stadsdeel het EHBK geen recht van eerste koop wilde geven, maar van plan was het perceel tegen de marktprijs te verkopen – of die mogelijkheid in elk geval uitdrukkelijk openhield – baarde ons zorgen. Ons voortbestaan was in gevaar. Een commerciële partij zou immers enkel geïnteresseerd zijn in het pand indien er op enigerlei wijze geld mee kon worden verdiend. Dat botste met het voornemen het pand permanent als broedplaats in gebruik te nemen. Het stadsdeel was wel gebonden aan de toezegging een permanente broedplaats te realiseren. Wanneer het stadsdeel zich slechts voor vijf jaar aan ons zou binden, om het pand daarna voor de marktprijs te verkopen, zou die belofte worden verbroken.
Dit bleek voor het stadsdeel uiteindelijk een reden om overstag te gaan. In december ontvingen we een brief van het stadsdeel met een bod voor de koop. Dat vonden we te hoog, en dus deden we een tegenbod, dat zowel gebaseerd was op de kosten die het stadsdeel had moeten maken om het pand te kopen (voor zover wij konden nagaan) als op de kosten die wij zelf zouden maken om het perceel te verwerven en in goede staat te krijgen. We schatten de verwervingskosten van het stadsdeel op € 490.000 euro. Omdat we graag tot overeenstemming wilden komen verhoogden we dit naar in totaal € 500.000. Op 8 februari ontvingen we een reactie: het stadsdeel ging akkoord met ons tegenbod.
Met deze deal op zak konden we op zoek naar een bank die bereid was de koop te financieren. We hebben met verschillende banken gesproken, waaronder ASN-SNS, ABN Amro, Rabobank, ING en Triodos Bank. Uiteindelijk gaf de Triodos Bank ons het vertrouwen. De totale hypothecaire lening van EHBK bij de Triodos Bank bedroeg € 625.000 euro. Daarvan was een deel bestemd voor de aankoop, de kosten die verband hielden met de transactie en de werkzaamheden die nodig waren om het gebouw vrij te maken van achterstallig onderhoud. Een deel van het bedrag werd geparkeerd in een bouwdepot en zou worden gebruikt om het pand gebruiksklaar te maken.
Het pand werd expliciet aan EHBK verkocht als broedplaats. Op 31 juli 2006 tekende het bestuur van EHBK erfpachtcontract. De collectieve strijd om het behoud van het pand, begonnen op zondag 14 november 1999, was beslecht. EHBK was eigenaar van het pand geworden. We konden onze activiteiten nu met zekerheid voortzetten en ontwikkelen.
Prijzen en nominaties
Eind 2006 kregen we te horen dat het Amsterdamse Fonds voor de Kunst ons de Amsterdamprijs had toegekend. De prijs bestond uit een geldbedrag van € 35.000. De commissie stelde dat OT301 als samenwerkingsverband een bijzondere, actuele en grensoverschrijdende bijdrage leverde aan de kunsten in Amsterdam:
OT301 is een aanjager, een buitenboordmotortje, die nieuwe culturele impulsen vanuit diverse disciplines stimuleert en fungeert als bruggenbouwer tussen (internationale) kunstenaars en Amsterdamse bezoekers. Daarbij is het een plek waar denken en doen gekoppeld wordt en waar men de taak op zich heeft genomen om ‘Amsterdam wakker te schudden’. Zij verenigen op een succesvolle manier verschillende disciplines en alle cross-overs onder een paraplu en deze pluriformiteit is volgens de jury een grote aanwinst voor Amsterdam.
De prijs werd op het podium van het nieuwe Muziekgebouw aan het IJ door burgemeester Job Cohen aan ons overhandigd. Kort daarna besloot Amsterdam de vereniging EHBK te nomineren voor de titel Amsterdammer van het jaar 2006. Die werd uiteindelijk niet gewonnen, maar het illustreert de transformatie die de vereniging EHBK door de jaren heen had doorgemaakt: van een lastige, kritische groep krakers tot een gevestigde naam bij het publiek, het kunstcircuit en de politiek.
Lang had het daar niet naar uitgezien. Als het aan de ambtenaren van het stadsdeel had gelegen was de oude Filmacademie aan de Overtoom gesloopt. Dan was er op de plek van het monumentale pand een fietspad aangelegd en was er afzichtelijke nieuwbouw verrezen. Zonder de sympathie van de buurt was het ons overigens niet gelukt: de buurtbewoners waren tegen sloop en wilden de openbare functie van OT301 behouden, net als wij. En de politiek had met Project Broedplaatsen opnieuw gekozen voor het creëren van woon-werkpanden voor kunstenaars, zij het ditmaal met een meer gereguleerd gebruik.
Verslapping van het collectief
Nadat het pand is pand gekocht, de Amsterdamprijs binnen en zijn de nominaties voor de titel Amsterdammer van het Jaar achter de rug zijn, raakt de groep meer in zichzelf gekeerd dan ooit. Veel mensen zijn alle opwinding en drukte moe en sluiten zich op in hun ateliers om zich weer in alle rust op hun eigen werk te kunnen richten. Een begrijpelijke reactie, maar wel ongelukkig. We hadden het pand immers alleen kunnen kopen dankzij een goed zelfwerkzaamheidsplan, dat de koopprijs drukte. Juist nu was het zaak dat ieder lid zich voor de organisatie ging inzetten. Helaas werden vergaderingen door steeds minder leden bezocht en was er tussen de leden onderling veel onenigheid. De samenstelling van de groep veranderde. Er kwam een nieuwe lichting huurders die minder goed op de hoogte was van de regels. Ook kregen we te maken met forse huurachterstanden, waardoor onze exploitatiebegroting in de knel kwam. Het contact met het stadsdeel was na de koop verwaterd, veel ambtenaren die het proces van dichtbij hadden gemaakt waren inmiddels weg en het stadsdeel zelf was aan het reorganiseren.
Als eigenaar van het pand was EHBK verantwoordelijk voor alle klachten en problemen die haar leden veroorzaakten. De werklast was steeds echter meer op de schouders van het inmiddels uitgedunde bestuur terechtgekomen, terwijl de eisen op het gebied van vergunningen, veiligheid en financiën na de koop alleen maar strenger waren geworden. Ook nam het publiek dat onze activiteiten bezocht toe. We slaagden er niet in deze toeloop en de negatieve gevolgen ervan onder controle te krijgen. Steeds vaker melden zich buren met klachten bij het stadsdeel, en steeds vaker kwam de politie en de inspectie over de vloer. In 2009 berichtte het stadsdeel ons dat onze gebruikersvergunning gevaar liep als de overlast zou voortduren. We moesten onze activiteiten dringend indammen en het toezicht verbeteren.
Maar dat was nog niet alles. Door het plotselinge overlijden van de penningmeester werd zichtbaar hoe deplorabel de financiële situatie van OT301 werkelijk was: er was sprake van een acuut kastekort. Als we niet zouden ingrijpen was de kans groot dat de vereniging failliet zou gaan. Het was hard nodig dat dit besef ging leven bij de leden. In de gouden periode tussen 2004 en 2009, waarin het subsidies en prijzen regende, hadden we de ogen gesloten voor het wanbeheer – ook omdat we het vertrouwen hadden dat we er uiteindelijk altijd wel uit zouden komen met elkaar. De werkelijkheid bleek minder rooskleurig te zijn.
Mede dankzij groeiende druk van buiten lukte het ons om meer grip op de leden te krijgen en hen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Ook kwam er organisatorisch versterking. In 2009 kwam er een nieuw bestuur en een nieuwe voorzitter, in de persoon van Ivo Schmetz. Het nieuwe bestuur kreeg de opdracht om de totale schuld in kaart te brengen en de vereniging financieel weer gezond te maken. Het uitpluizen van de cijfers en het voeren van alle gesprekken heeft een jaar geduurd. Daarna heeft het bestuur een aantal verbeteringen voorgesteld. De leden zouden de huur met ingang van 2010 rechtstreeks aan de bank overmaken. De tijd dat je de huur contant kon betalen was voorbij. Met ieder lid werd een afbetalingsregeling gesloten. Tot slot werd besloten om de administratie van EHBK voortaan volledig te automatiseren en uit te besteden.
Daarnaast werkte het bestuur een nieuw voorstel uit voor de verdeling van de huurprijs en de overige kosten in het pand. De huur werd verdeeld volgens een systeem dat inmiddels verouderd was. Een van de zaken die hervormd moest worden was het huurstelsel van de publieke ruimten. De huurders daarvan genoten nog steeds van een interne huursubsidie die we ooit, in 2004, hadden ingesteld. De gedachte achter de oorspronkelijke regeling – de publieksruimtes moesten zich zonder al te veel financiële druk kunnen ontwikkelen – was anno 2009 ingehaald door de realiteit, omdat de publieke programmering inmiddels goed liep. Daarom zou iedere huurder voortaan betalen voor het gebruik van het aantal vierkante meters. Voor het overgrote deel van de huurders was dit een eerlijk en acceptabel besluit. De relatie tussen EHBK en haar leden werd zo noodgedwongen zakelijker en formeler.
Ook al had het nieuwe bestuur van de vereniging EHBK tot meer stabiliteit geleid, er bleven grote uitdagingen. Nieuwe wetgeving had het gebruik van een cultureel pand complexer gemaakt, en door sociale, economische en politieke veranderingen werden financiële middelen zoals subsidies schaarser. De rente bij de bank werd verhoogd en we moesten beginnen aan de aflossing van de hypotheek. Om een antwoord te formuleren op deze ontwikkelingen werd op instigatie van het bestuur in 2010 begonnen met het traject ‘De Overhaal’, dat als doel had de leden van de vereniging beter bij de organisatie en de koers van OT301 te betrekken. ‘De Overhaal’ zou in de ogen van het bestuur als een echte overtoom gaan werken: een ‘overhaalmechanisme’ om een schip over een dam te trekken en definitief op een hoger plan – en zo in rustiger en duurzamer vaarwater - te krijgen.